Items heeft een jarenlange traditie in het maken van het eindexamennummer. Voor deze editie spraken we drie ontwerpers die respectievelijk 1, 10 en 20 jaar geleden tot onze examenselectie behoorden. Hoe is het hen sindsdien vergaan?
De collecties die ze tijdens haar studie afleverde, waren “wel ok, maar nooit echt top” vertelt Marije de Haan (1985). Voor haar afstudeerproject aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag besloot ze het dan ook anders aan te pakken. De Haan: “Ik heb mij niets aangetrokken van wat andere mensen zouden denken, of hoe het op het podium zou overkomen. Ik ben alleen afgegaan op mijn eigen gevoel.” Het resultaat was de mannencollectie Flatliners, gebaseerd op oude crime-scene foto’s uit de jaren twintig. De Haan won er de LICHTING 2010 mee voor het beste mode eindexamen van Nederland, de collectie werd op en neer naar China gevlogen voor de Shanghai Fashion Week en ze mocht op de afgelopen Amsterdam Fashion Week een nieuwe collectie presenteren. Verrast door het succes van Flatliners, besloot De Haan om in Den Haag te blijven en haar eigen label op te zetten. “Ik heb mazzel gehad. Niet veel mensen die net zijn afgestudeerd krijgen de kansen die ik dit jaar had” vertelt ze nuchter. “Eigenlijk wilde ik er na het behalen van mijn diploma even tussen uit om te reizen, maar dat kan altijd nog.”Het starten van haar label is een moeizaam proces: “Ik werk me vijf dagen per week een slag in de rondte bij allerlei bijbaantjes.
Het voelt heel raar: ik heb stagiaires die in mijn atelier voor mij aan het werk zijn, terwijl ik ergens anders moet werken om de huur te betalen.
Het voelt heel raar: ik heb stagiaires die in mijn atelier voor mij aan het werk zijn, terwijl ik ergens anders moet werken om de huur te betalen. Ik wil het liefste vijf dagen per week mijn atelier open kunnen hebben en keihard aan mijn collectie werken.” Keihard werken doet De Haan nu ook al. Op haar spaarzame vrije dagen is ze te vinden in haar atelier; een lichte ruimte op de bovenste verdieping van een Haags kraakpand, simpel ingericht met een bureautje, kledingrek en paspop. De muur is bezaaid met afbeeldingen die haar inspireren: oude foto’s van crime-scenes, artikelen over misdadigers, maar ook portretten van karakteristieke mannen. “Voor mijn nieuwe collectie zit ik nu nog in de conceptuele fase”, vertelt ze. “Wat op die muur hangt, is eigenlijk wat er in mijn hoofd omgaat. Hoewel ik in mijn werk uiteindelijk vaak hoofden bedek en anonimiteit benadruk, zitten er in mijn research juist veel karakters en bepaalde types mannen. Zij roepen bij mij een specifieke sfeer en gevoelens op, die zich langzaam aanscherpen tot een duidelijk concept.” Af en toe maakt De Haan een snelle schets, maar ze is opgehouden om voor elk ontwerp een gedetailleerde tekening te maken. “Hoe ik werk houdt het midden tussen patroontekenen, mouleren en ontwerpen. Ik schets wat, maak een basispatroon, gooi het op de pop, friemel er een beetje mee en geleidelijk aan ontstaat er dan iets.” Van haar komende collectie zal veel afhangen: De Haan is op zoek naar een investeerder die haar label financieel zal ondersteunen, zodat zij er van kan leven en fulltime kan ontwerpen. Het liefst zou ze de komende jaren draagbare stukken willen maken die international worden verkocht, afgewisseld met conceptuele ontwerpen. De Haan: “Ik hoef niet rijk of beroemd te worden. Ik wil gewoon de kans krijgen om te doen wat ik het allerliefste doe.”
Ik had vaak het gevoel dat ik op een zijpad zat en daardoor dingen miste. Pas nu ik zelfstandig werk, voelt het alsof alles op zijn plek is gevallen.
Hij houdt ervan om zaken te visualiseren: om uit te leggen waar hij tien jaar geleden stond, tekent hij een mannetje te midden van een veelvoud aan paden, waarvan sommige doodlopen, anderen duidelijk omwegen zijn, en slechts een enkele het mooie rechte pad in de juiste richting verbeeldt. “Achteraf vind ik dat het lastig was om de juiste weg te bewandelen. Ik had vaak het gevoel dat ik op een zijpad zat en daardoor dingen miste. Pas nu ik sinds een jaar volledig zelfstandig werk, voelt het alsof alles op zijn plek is gevallen.” zegt Lutje Berenbroek als hij naar zijn tekening wijst. Met Sovistik wil hij zich richten op het concept achter de huisstijlen, webstrategieën en animaties en die hij ontwerpt. “Ik vind het een uitdaging om met een klant aan tafel te zitten, een complex communicatieprobleem te bespreken en samen tot een idee te komen voor een ontwerp oplossing. Op die manier kan ik creatief zijn in het concept en in de vormgeving.” Toen hij nog studeerde, mopperde hij weleens dat hij op de AKI te weinig concrete lessen kreeg. Lutje Berenbroek lacht als hij er aan terugdenkt: “Ik realiseer mij nu pas dat ik op de academie hele waardevolle lessen heb geleerd in conceptueel denken. De belangrijkste vaardigheid in mijn huidige vak heb ik toen al opgedaan.”
Voor mij was het echt een eye-opener om in te zien dat je niet alles kan met design.
Op Westminster leerde ik over de context waar design invalt, een soort total business-sense.”Niet lang na het behalen van haar MBA maakte Van Coillie de overstap naar Philips, waar ze vijf jaar lang management-functies vervulde op de design afdeling en sinds een jaar als senior directeur consumenten marketing verantwoordelijk voor is de marketing van de garment care producten als strijkijzers en stomers.Elk jaar keert Van Coillie terug naar de Design Academy Eindhoven als jurylid van de René Smeets-prijs voor het beste afstudeerproject. Een prijs die zij twintig jaar geleden zelf in de wacht sleepte. De afgelopen jaren zag ze een verschuiving in de focus van nieuwe ontwerpers. Van Coillie: “Jonge designers werkten vaak vanuit hun eigen belevingswereld. Die individualiteit is volgens mij typerend voor bureaus als Droog Design en was lange tijd een trend.” Tegenwoordig ziet Van Coillie dat ontwerpers zich weer bezighouden met de wereld en de maatschappij. Een richting waar ze zich in herkent: “Ik wil de komende jaren graag meer van de wereld zien en andere culturen leren kennen. Opkomende economieën als China, Rusland, Brazilië en India zijn belangrijk voor de groei van het bedrijfsleven, en ik hoop dat ik die landen kan meenemen in mijn persoonlijke ontwikkeling.”